h

En nu: Samenwerking en solidariteit

9 april 2010

En nu: Samenwerking en solidariteit

Jan Marijnissen SP-partijvoorzitter en Tweede Kamerlid Jan Marijnissen hield vanavond een toespraak op het symposium van De Nederlandsche Bank. Dit vlammende betoog over de oorzaak van de toestand in de wereld, en de toekomst van Nederland, willen we u niet onthouden.

Winston Churchill zei ooit: "De staat is als het verteringsorgaan: Als je er iets van merkt, is het fout." Dat is wel een heel beperkte kijk op de rol van de overheid toen en nu. Je kunt ook zeggen: 'De staat is als het verteringsorgaan, als het niet werkt, is het fout.’
Je zegt eigenlijk hetzelfde, maar legt net even een andere nadruk. Het mag duidelijk zijn, we bevinden ons in een periode waarin een bezinning op de rolverdeling tussen de publieke overheid en de private markt gewenst is.

In de periode na de Tweede Wereldoorlog kon je in het Westen spreken van een sociaal-democratische consensus. In grote eensgezindheid werd de verzorgingsstaat opgebouwd, onderwijs en zorg kwamen voor iedereen beschikbaar, en de sociale zekerheid werd uitgebreid, met als hoogtepunten de invoering van de AOW en Bijstandswet.
Al deze verbeteringen waren deels te danken aan de strijd die daarvoor geleverd werd door bijvoorbeeld de vakbonden, waren deels te danken aan het gegroeide inzicht dat een meer egalitaire samenleving prettiger en productiever is, en waren deels te danken aan de toen nog in brede lagen van de bevolking levende aanlokkelijkheid van het ‘arbeidersparadijs’ aan de andere kant van het IJzeren Gordijn.
De rol van de overheid in de economie en de samenleving nam toe.

Tot begin jaren tachtig. Onder leiding van Ronald Reagan en Margareth Thatcher ontstond er, geïnspireerd door de Chicago School, een andere consensus. Het kapitalisme kwam in een andere fase.
In Europa werd het beschaafde Rijnlandse model, dat tot dan toe eigenlijk heel succesvol was geweest, om puur ideologische redenen ingeruild voor wat is gaan heten het Angelsaksische model. Het neoliberalisme won steeds meer terrein, ook in ons land.
Vrijwel alle partijen ruilden hun standpunten in voor: Minder overheid en meer markt; privatisering, liberalisering en deregulering; afbouw van de sociale zekerheid; grotere inkomensverschillen; bezuinigingen op de publieke sector; commercialisering van de samenleving; en tot slot de ieder-voor-zich mentaliteit.

De consensus bleef niet beperkt tot de politiek en de wereld van de economen en de wereld van het geld. Ook de meeste burgers geloofden in deze nieuwe aanpak. Je moest wel erg sterk in je schoenen staan om vragen te durven stellen. Vrijwel iedereen dacht en deed mee. Allemaal onder motto: Eat more shit, a billion flies can’t be wrong.
Het was de tijd waarin we ons land gingen zien als een BV, en de regering als de Raad van Bestuur van die BV. Gecamoufleerd door de toenemende welvaart, leidde de ontmanteling van het gezag en de invloed van de overheid aanvankelijk nog niet tot grote problemen. Maar een kwart eeuw later is dat wel anders.

De crisis van nu wijkt in twee opzichten af van andere crises. Het is geen crisis die één land of een aantal landen treft; het is een crisis die àlle landen – in meer of mindere mate – treft.
En, de financiële en economische crises kunnen niet los gezien worden van andere grote mondiale problemen. We worden geconfronteerd met oprakende grondstoffen en energiebronnen; we hebben een groot tekort aan zoet water; we onderkennen inmiddels allemaal de problemen die samenhangen met de te snelle klimaatverandering; en dan hebben we nog het probleem van de algehele overbevolking en de urbanisatie, overal ter wereld.
Het is duidelijk dat ‘de markt’ deze problemen niet gaat oplossen. Maar wie dan wel? Niet alleen bedrijven stellen de enge, korte termijn belangen centraal, ook de scope van de meeste politici is beperkt in tijd en plaats. De eerstvolgende verkiezingen zijn altijd de belangrijkste. En nationale belangen winnen het bijna altijd van de mondiale belangen.

Eén ding is zeker. Niet één persoon, niet één land, niet één continent, niet één organisatie kan de problemen oplossen. Na de drie decennia van neoliberale dominantie zal er gekoerst moeten worden op samenwerking en solidariteit. Er is simpelweg geen alternatief. Uit welbegrepen eigen belang zullen samenwerking en solidariteit centraal gesteld moeten worden.
Dat vergt een andere mindset dan welke ons de afgelopen periode is opgedrongen. Jan Marijnissen Samenwerking en solidariteit, het zijn de twee sleutelbegrippen van de 21ste eeuw. Dat daar ook een herwaardering van de plaats en de rol van de overheid bij hoort is evident. De overheid hoort het algemeen belang te dienen; de overheid hoort - wijs als zij behoort te zijn - de dingen in hun onderlinge samenhang te bezien; de overheid hoort het lange termijn belang leidend te laten zijn; én de overheid behoort het vigerende stelsel van waarden en normen als uitgangspunt te nemen.

Hoewel de overheid de laatste decennia veel aan gezag heeft ingeboet, heeft zij één groot voordeel boven alle andere organisaties en instellingen: ze is democratisch gelegitimeerd.
Het noodzakelijke gezag kan zij terugwinnen door niet verder terug te treden maar door op te treden. Maar riskeren we dan niet een terugkeer van de inefficiënte overheid zoals we die kende uit de tijd van voor de jaren tachtig?
Op de eerste plaats wordt en werd die inefficiëntie van de toenmalige overheid en aanpalende organisaties erg overdreven, en op de tweede plaats: voor zover die inefficiëntie bestond, moet ie natuurlijk worden bestreden. Dat kan door minder, maar betere wetten en regels, het bewaken van de service aan de burger, het vergelijken van prestaties van diensten, maar bovenal door het bestrijden van de wegkijkcultuur en het bevorderen van wat ik noem de institutionele moraal.

De industrialisatie en de automatisering hebben ons de massaproductie en de massaconsumptie gebracht. Met name het Westen heeft daarvan geprofiteerd, zij het dat andere werelddelen hun achterstand nu snel inhalen.
Maar doorgaan op de weg die we de afgelopen dertig jaar hebben gevolgd, leidt ons onvermijdelijk naar politiek zeer instabiele tijden met alle risico’s van dien. Daarom zullen we anders tegen mens, maatschappij en milieu moeten gaan aankijken, nationaal en internationaal.

Excessen zoals die in de financiële wereld recentelijk aan het licht gekomen zijn – en dan doel ik niet eens in de eerste plaats op de bonuscultuur, maar vooral op de ondoorzichtigheid van het stelsel – kunnen niet meer. Verspilling en bureaucratie zullen moeten worden aangepakt.
We zullen ons van een ander instrumentarium moeten voorzien om de staat van land en wereld te definiëren. Om te beginnen moeten begrippen als het BBP worden aangepast. Nu is het zo dat wanneer alle mannen scheiden van hun vrouwen en hen in dienst nemen als dienstmeid, het BBP met sprongen vooruit gaat. Het grootbrengen van varkens telt wél mee, het opvoeden van kinderen niet.
We kennen al een milieueffectrapportage. We moeten naar een toekomsteffectrapportage. Evalueren en extrapoleren van beleid leidt tot wijsheid. En, wijsheid en commitment zijn de twee dingen die we nodig hebben om de grote problemen van deze tijd op te kunnen lossen.
Waarom zouden we nog langer accepteren dat we niet het beste onderwijs hebben, terwijl we weten dat onderwijs allesbepalend is - naast de opvoeding - voor het welbevinden van mensen? Waarom accepteren we dat elke hoogconjunctuur gevolgd wordt door een recessie? Kunnen we de economie niet stabiliseren, of willen we dat niet? Waarom laten we alle maakindustrie verdwijnen, terwijl we weten dat we werkgelegenheid nodig hebben, voor íedereen van hoog tot laag opgeleid?
Kennis en technologie in combinatie met macht in de juiste handen zijn samen met samenwerking en solidariteit de kernwoorden voor een humane wereld met toekomst.

9 april 2010, Amsterdam

U bent hier